Wat doe je op een zondagmiddag in het bos? Spelletjes met bomen! Hier vind je 8 leuke, leerzame en relaxte natuuractiviteiten.
Boompje verwisselen
Je bent net aangekomen. Het is fris en je kinderen zitten vol energie. Wat is dan beter dan een renspelletje?
Kies een beperkt aantal bomen uit waartussen je gaat rennen. Een van jullie is de tikker (je moet hiervoor minstens met z’n drieën zijn). De tikker telt tot drie en dan moeten de anderen naar een andere boom rennen. Laat je je boom los om te gaan rennen, dan mag je niet meer terug. Wie getikt is, wordt tikker. Ga door totdat jullie buiten adem zijn.
Geef er een educatief tintje aan door bijvoorbeeld de loofbomen of naaldbomen als vrijplaats aan te wijzen of – nog moeilijker – een specifieke boomsoort zoals de berk.
Boom opmeten
Wist je dat je ook zonder meetlint de hoogte van een boom kunt bepalen? Dat doe je door middel van een zogeheten gelijkbenige driehoek. Dat gaat als volgt.
Loop een heel eind van de boom vandaan. Ga af en toe met je rug naar de boom toe staan, buk en kijk of je tussen je benen door de top van de boom al kunt zien. Loop zover totdat je gebukt en achterstevoren de top van de boom tussen je benen door kunt zien. Met je neus op de grond maak je nu een denkbeeldige gelijkbenige driehoek tussen je neus, de voet van de boom en de top van de boom.
Draai je nu om en loop met grote passen van een meter tot aan de voet van de boom. Het aantal stappen (van 1 meter) is de hoogte van de boom in meters.
Meten kan ook met je duim zoals je ziet in het Engelstalige filmpje.
Hoe oud is deze boom?
Om dit te bepalen moet je een meetlint meenemen naar het bos. Meet met het meetlint of een stuk touw van een meter de omtrek van de boom op ooghoogte. Deel het aantal centimeters door twee en je hebt de leeftijd van de boom!
Meetlint vergeten? Minder nauwkeurig, maar je kunt ook meten door kinderen de boom te laten omarmen. De spanwijdte van kinderarmen is namelijk gelijk aan de lengte van een kind. Omarm de boom met één of meer kinderen en schat de dikte. Ook hier deel je het aantal centimeters door twee.
Deze rekensom werkt, omdat een volwassen boom ongeveer 2 centimeter in omtrek groeit per jaar. Dit geldt trouwens niet voor snelgroeiende bomen zoals wilg en populier (hier moet je delen door vier) of traag groeiende bomen zoals zomereik en hulst.
Bij sommige naaldbomen kun je de leeftijd bepalen door het aantal takkransen te tellen die aan de stam te zien zijn. De afgestorven takkransen moet je natuurlijk meetellen.
Geblinddoekt bomen herkennen
Voor dit voel- en ruikspelletje neem je een blinddoek mee naar het bos. Zoek een plek met liefst bomen die een beetje van elkaar verschillen in bast, ondergroei, takken of maat.
Bepaal wie als eerste de blinddoek omdoet. De ander is begeleider. De begeleider brengt de geblinddoekte naar een boom. Een paar aandachtspunten voor het begeleiden: stevig vasthouden, opletten voor lage takken, voor kuilen en hobbels en niet te snel lopen. Als je geblinddoekt bent, til je je voeten goed op.
De geblinddoekte voelt en ruikt aan de boom en de omgeving. En let daarbij op schors, geur, takken, dikte en ondergrond. Zijn boom en takken glad of juist ruw? Dik of dun? Zijn er zijtakken? Ruik je mos of een andere geur? Daarna brengt de begeleider de geblinddoekte terug naar beginpunt. De blinddoek gaat af en de begeleidde probeert de boom terug vinden.
Het is leuk om achteraf de verschillen tussen bomen te bespreken en de herkenningspunten van deze specifieke boom.
In bomen klimmen
Niks is heerlijker dan in een boom klimmen en genieten van het uitzicht. Neem daarbij wel deze boomklimregels in acht, zoals dichtbij de stam blijven en niet in natte, glibberige bomen klimmen. Maak er geen wedstrijd van. Je hoeft niet heel hoog te gaan om te genieten van je plekje in de boom.
Sta als een boom
Deze visualisatie geeft je kind rust en laat het ‘wortelen’.
Vertel je kind – en doe eventueel mee – te gaan staan als een boom. En zeg dan het volgende:
“Stel je voor dat je een piepklein dun boompje bent en dat zachtjes heen en weer wiegt op de wind. Voel onder je voeten hoe je wortels hebt die diep in de grond zitten en die zorgen dat je stevig staat. Je wortels zuigen water omhoog door je voeten en je benen en verder omhoog door je buik naar je armen de takken. Aan je takken zitten blaadjes (je vingers). De wind laat de blaadjes ritselen. Beweeg je vingers maar.
Je staat lekker in het zonnetje en met het licht van de zon maken de blaadjes voedsel voor de boom. De boom kan daardoor lekker groeien. Voel maar dat je groter en dikker geworden bent met veel meer blaadjes. Ook je wortels zijn gegroeid en je staat nu veel steviger.
Je laat je blaadjes vallen in de herfst, je rust lekker uit in de winter, in het voorjaar krijg je weer nieuwe blaadjes en ga je weer groeien. Je wordt groter en groter en je stam wordt dikker en dikker en je wortels gaan dieper en breder onder de grond.”
Voor en na de oefening kun je voorzichtig tegen elkaar aan duwen om te ontdekken of je na de visualisatie daadwerkelijk steviger staat. Je kunt ook een echte boom uitkiezen en daar even tegenaan gaan zitten of staan. Droom even weg en bedenk hoe het is om die boom te zijn die daar dag in dag uit op dezelfde plek staat.
Boomknoppen zoeken
De knoppen komen weer aan de bomen, als ze niet al zijn uitgelopen door het extreem zachte weer. Kunnen jullie de boomsoort herkennen aan de knoppen? Dit plaatje uit de NME-gids kan je daarbij helpen.
Hutten bouwen
Zoek een plek uit waar voldoende losse takken liggen om hutten mee te bouwen. Leg uit dat je kind(eren) hutten mogen bouwen met de takken die er liggen. Trek geen takken van bomen af. Bedek met de hut met kleine takjes en twijgjes waar je bladeren en mos oplegt. Een heerlijk plekje om te schuilen als het zachtjes regent!
Veel plezier met deze spelletjes met bomen!
Fotocredits: Jongen in boom, Willem Velthoven - Mensen geblinddoekt in het bos, Joe Coyle